We spreken van overgewicht als je een BMI (Body Mass Index) hebt van 25 of hoger. 13,9% van de Nederlanders heeft een BMI van 30 of hoger. Er is dan sprake van ernstig overgewicht, ook wel obesitas genoemd. Het advies is dan vaak: ga maar gewoon minder eten en meer bewegen, dan val je vanzelf wel af. In de medische wereld komt nu steeds meer aandacht voor het feit dat dit advies een te gemakkelijke voorstelling van zaken geeft. Obesitas kan namelijk heel verschillende oorzaken hebben.
Kwestie van leefstijl?
Een ongezonde leefstijl speelt vaak een rol, in ieder geval bij het ontstaan van overgewicht. Bij leefstijl denk je waarschijnlijk in eerste instantie aan een ongezond eet- en drinkpatroon en te weinig beweging. Minder bekend (maar zeker niet minder belangrijk!) zijn ook chronische stress- en slaapproblemen. Bij chronische stress is het stresshormoon cortisol verhoogd. Cortisol zorgt niet alleen voor 'snack-trek’, maar ook voor ophoping van vet in voornamelijk de buik. Daarnaast zorgt cortisol voor de afbraak van spieren.
Wanneer het maar niet lukt om af te vallen, ook niet na verandering van je leefstijl, spelen er mogelijk meer factoren mee. Wil je iets doen aan ernstig overgewicht, dan is het dus belangrijk om ook onderstaande factoren na te gaan. Zo weet je zeker dat er niets gemist wordt. Op sommige factoren heb je zelf geen of weinig invloed, andere kun je wél aanpakken. De moeite van het checken waard dus!
1. Nachtdienst
Wanneer je 's nachts werkt, is het veel moeilijker om af te vallen. Nachtdienst verstoort je normale slaap- en waakritme. Daardoor raken de hormonen die verantwoordelijk zijn voor een gevoel van honger en verzadiging ook ontregeld.
2. Opleiding & inkomen
Verschillende sociaal-economische factoren zijn van invloed op het gewicht. Denk hierbij aan armoede en schulden of aan laaggeletterdheid, maar ook aan eenzaamheid. Uit de cijfers blijkt dat laagopgeleiden relatief vaker obesitas hebben dan hoogopgeleiden.
3. Psychisch
Bij psychische factoren kan je denken aan depressie of een verleden met trauma, misbruik of mishandeling. Maar ook aan eetproblematiek zoals boulimia.
4. Medicijnen
Veel medicijnen hebben gewichtstoename als bijwerking. Denk hierbij aan antidepressiva, antipsychotica, sommige ontstekingsremmers, medicijnen voor suikerziekte, tegen hoge bloeddruk, sommige pufjes voor astma, antihistaminica en sommige medicijnen tegen epilepsie. Natuurlijk kunnen niet alle medicijnen zomaar gestopt worden. Doe dat zeker niet op eigen houtje! Maar soms zijn er alternatieven te bedenken zonder gewichtsverhogende werking. Bespreek dit dan ook met je arts.
5. Hormonen
Er zijn talloze hormonen betrokken bij de regulering van het gewicht en de hoeveelheid lichaamsvet. Te veel lichaamsvet kan bijvoorbeeld komen door een traag werkende schildklier, het polycysteus-ovariumsyndroom, het syndroom van Cushing, of een lage testosteronspiegel. Bespreek dit met je huisarts, die kan dit (laten) onderzoeken.
6. Hypothalamus
De oorzaak kan ook liggen in de regelklier in de hersenen, de hypothalamus genoemd. Die kan minder goed functioneren door een hoofdtrauma in het verleden, door operatie of bestraling van de hersenen, of door een tumor. Gelukkig is dit behoorlijk zeldzaam.
7. Genetisch
Soms is er sprake van een afwijking in een of meerdere genen of van een syndroom. Je kunt hieraan denken wanneer er al obesitas is vanaf de kinderleeftijd. Ook wanneer er sprake is van een heel grote eetlust of als er maar één iemand in het gezin is die veel overgewicht heeft. Genetisch bepaalde obesitas komt niet vaak voor, maar zoals gezegd: het is goed om alle factoren te bekijken.
Aanvullend bloedonderzoek: Hart en vaten extra
In het hart- en vaatonderzoek of vasculair onderzoek worden naast het cholesterol en de triglyceridengehalten ook apolipoproteine (eiwitten) in verband gebracht als een onafhankelijke risicofactor voor de ontwikkeling van slagaderverkalking. Onze leefstijl heeft in veel gevallen invloed op het risico dat men loopt op hart en vaatziekten. Er bestaan veel verschillende hart- en vaatziekten. Enkele voorbeelden zijn het hebben van een beroerte of hartinfarct. Slagaderverkalking (artherosclerose) zorgt voor een verhoogd risico op het krijgen van bovenstaande aandoeningen.